Heel veel mensen willen graag wat afvallen, we zijn gewoon te dik met elkaar. Maar kun je ook iets doen als je te dun bent ? In de ayurveda heet dat een ‘vata’ type. Lang en dun. Er zijn 3 types, vata, kapha, pitta. Als we vandaag de dag bij de onze over- en bet-overgrootouders zouden kunnen gaan kijken, dan valt op dat deze mensen meestal gespierd zijn en geen echte gewichtsproblemen kenden. Het leven was harder en het eten was anders. Hier vind je een informatief artikel over dun zijn en dikker worden.
Help, ik ben te dun!
Hier zit iemand achter haar computer die weet wat het is om veel te dun te zijn. Al vanaf kind zijnde was ik een klein mager meisje. Zelfs op mijn 18e woog ik maar 48 kilo. En was 176 cm lang. Net als Twiggy. Ik deed er alles aan om dikker te worden, maar dat lukte niet echt. Ik dronk zelfs stiekem pure slagroom. En at scheppen vol met witte suiker uit de suikerpot. In mijn Brinta zaten 15 scheppen suiker, de lepel kon er rechtop in staan.
En de huis arts zei tegen mijn moeder dat ik bruine bonen met spek en verse prei moest eten. Al vanaf mijn kind zijn was ik een “sliert”, zoals ze dat hier in Groningen noemen.
Een arts, in de ayurveda, zou dit waarschijnlijk nú een ‘vata’-type noemen. Lang en dun, vaak met dun haar en een gevoelige huid. Bij de antroposofen zou men praten over een ‘melancholicus’, een lang en dun figuur met een wat melancholieke inslag qua karakter.
Nu zijn we vele tientallen jaren verder, dik ben ik nog steeds niet. Maar dat hele dunne heb ik toch wég kunnen eten. Ja, ik weet wat het is om veel te dun te zijn. Mijn vader noemde me vroeger ‘mug’. Vanwege mijn enorm lange dunne benen en armen. En zei dat ik niet in de buurt van de brievenbus mocht komen, als het buiten waaide. Dan waaide ik weg.
Misschien herinneren de wat oudere mensen onder ons zich nog het fotomodel “Twiggy”. Nou, dát was nou een écht vata-type. Nu laten de fotomodellen zich half verhongeren voor het ideale schoonheidsmodel, lang en dun. Twiggy was het van nature.
Wat at men vroeger eigenlijk ?
Men at met het ritme van de natuur, en wat de natuur op het tijdstip van het jaar gaf. Geen spinazie in de winter en geen zuurkool in de zomer. En men at altijd onbewerkt voedsel, want bewerkt voedsel bestond er nauwelijks. De supermarkt van vroeger kende zoiets niet. Dus men at puur natuur. Aardbeien in januari ? Ja, dat kon als je ze geweckt had. Maar vers dat ging niet, want ze waren er niet. Men at wat er in hun omgeving te vinden is, aan natuurlijke vruchten en zaden. Men at veel plantaardig voedsel, aangevuld af en toe wat dierlijks. Iedere dag vlees eten, dat deed zelfs de slager niet.